Drozendrama.

Er wordt aangebeld. Ik spoed me naar de voordeur en struikel bijna over de vijf dozen met oude zooi (afkomstig uit de kelder) die in de gang klaar staan voor het grof vuil. Aan de deur staat een studente, ik herken haar van het studentenhuis aan de overkant. Ze draagt een oversized, roze joggingpak met blauwe badslippers, haar gezicht is zonnenbankbruin en opvallend zwaar opgemaakt. Ze praat met een schorre uitgaansstem.

Zij: “Hoi. Als het goed is, is er hier iets bezorgd voor mij.”
Ik: “Ehh… Ja, dat klopt. Deze dozen hier.
– Ik wijs strak op de stapels dozen en kijk zo serieus mogelijk.
Zij: (de hand voor d’r mond geslagen en met overslaande stem) “Wat??! Neee!”
Ik: “Ja, ze zijn vanochtend gebracht. Je woont toch aan de overkant? Zal ik even helpen sjouwen?”
Zij: “Nee, dat kan niet joh! Het zouden geen dozen moeten zijn maar een bos bloemen of zo. Het kaartje is van Fleurop, kijk maar.”
Ik: “Ja inderdaad… je hebt gelijk. Maar ik heb geen bloemen gezien hoor, het zijn toch echt dozen.”
– Ik pak er één en stap naar buiten.
“Ik moest een handtekening zetten voor ontvangst, het was voor nummer 26. Daar woon je toch?”
– Ze kijkt me aan met opgetrokken wenkbrauwen en een blik van: “Je lult”. Ze heeft de grap door.
Ik: “Haha! Okee, je hebt ‘m door. Dit zijn onze dozen, bedoeld voor het grof vuil. Was leuk geweest als jij ze had meegenomen.”
Zij: “Haha! Je mag ze lekker zelf houden. Wij hebben al rotzooi genoeg in ons huis.”
Ik: “Maar serieus, als wij iets aannemen voor de buren of zo leggen we het altijd op die kast daar links. Maar er ligt niks zoals je ziet dus ik kan je helaas niet helpen. Je zou nog even kunnen aanbellen bij 55 a t/m e.”
Zij: “Okee, doe ik dat. Doei!”

Deur dicht. Ik loop voor de zekerheid toch even naar de keuken en verdomd: er staat een enorme bos rode rozen in de gootsteen, er zit zelfs een kaartje aan! Ik ren snel naar buiten.
“Hé, er stond tóch een bos bloemen hier, in de keuken. Heeft mijn vrouw waarschijnlijk aangenomen.”
– Ze pakt de rozen aan en leest het kaartje. Dan slaat ze haar hand wéér voor de mond en slaakt een moedeloze kreet: “Oóooh!”.
Ik: “Is het van een stille aanbidder?”
Zij: “Neee, het is van m’n ex vriendje. Ik heb het gisteren uit gemaakt.”
Ik: “Echt? Nou, hij is er wel snel bij dan met z’n rozen… of juist te laat.”
Zij: “-Zucht-… Wat moet ik nou doen?”
Ik: “Eehm, de rozen in een vaas zetten en hem bellen?”
Zij: “Ik wil die rozen helemaal niet.”
Ik: “Okee… En hem dus ook niet. Wil je anders tóch die dozen? Zullen we de dozen ruilen voor de rozen?”
– Ze is in gedachten en lijkt me niet te horen
Ik: “Geef die bos anders weg aan iemand.”
– Ze knikt flauwtjes –
Ik: “Of gooi ‘m in een prullebak op het Koekoeksplein.”
Zij: “-Zucht- Ja, mischien doe ik dát wel. Thanks.”
– Ze loopt naar de overkant, de rozen hangen naar beneden.
Ik: “Sterkte met je Rozendrama!”
Zij: “Bedankt. Jij sterkte met je Dozendrama!”